Eén van de brieven aan Paul
Ik schreef je dat ik op reis ging met de intentie om lichter te worden.
Dat schijnt te lukken wanneer je in zout water drijft.
Er is veel veranderd sinds de laatste keer dat ik je schreef. De vorige brief dateert van ergens in augustus, net voor ik op reis vertrok. Toen de dagen heet waren en de zoute zee mijn haren krakleerden. Ik herinner mij alles, hoe ik op de top zat en nadacht over vergezichten. Krijgen mensen letterlijk een starre blik in een stad, omringd door zoveel beton? Beperkt het gebrek aan zicht ons inzicht? Met inzicht bedoel ik, dat het ons capaciteit om na te denken over het leven dat we leiden vertroebelt, blokkeert? De verlichte grijze steden, waardoor we zelfs de sterren niet meer zien. De mogelijkheid om verder te kijken, magisch te denken, in contact te komen met wat buiten onszelf staat en zo met elkaar. Leven we in een soort onzichtbare waas van automatische piloot waarin er te weinig vragen gesteld worden? Misschien omdat het mensen bang maakt dat de vragen blootleggen dat hun hele bestaan op losse schroeven staat. We hebben er al eens over gesproken - zelfs de posters op het toilet in ons stamcafé - er komt zoveel op ons af en we sturen zoveel van ons digitale zelf de wereld in, maar hoeveel daarvan is echt écht? En brengt deze realiteit ons werkelijk dichter bij elkaar?
Want ondanks, dankzij de hyperconnectie voelt het alsof ik onder een stolp leeft. Een stolp die beschutting biedt aan een mierenkolonie die werkt en zwoegt en ploetert om al hetgeen onder het glas netjes in stand te houden, allemaal om er zeker van te zijn dat onze dagelijkse routines gevrijwaard blijven. Dat we onszelf bevestigen. Ja je leest het, ik ben intussen terug in Brussel. Ik heb net een sigaret gerookt met mijn huisgenoot op ons piepklein balkon waarvan ik schrik heb dat het bij de minste zucht naar beneden zal kletteren op het Anneessensplein. Maar we noemen het wel ons 'paleisje', we hebben een eigen paleisje Paul.
Het zijn mens onwaardige mechanismen die onze samenleving meer en meer lijken te typeren. Ik probeer het positieve te zien, zowel in de mens an sich als de kansen die het leven biedt, maar het is vaak te moeilijk.
Ik vraag me gewoon zo vaak af waarom de dingen zijn zoals ze zijn. Als ze niet volstaan voor het merendeel van de mensen, als we inzien dat rennen van hot naar her en geld verdienen, en geld uitgeven en voorbijlopen aan onze medemens, misschien niet meer voldoet, waarom verandert er dan zo weinig? Ik weet ook niet hoe het anders moet, maar de huidige door angst en controle gedreven bubbel werkt toch gewoon niet meer voor het m(i)erendeel? Verwijderen we onszelf niet meer en meer van onze innerlijke essentie? We kunnen alles maken, flatgebouwen tot aan de hemel, walhalla’s aan consumentisme en onszelf Paul, onszelf én de ander, maken we ondertussen - samen met de grond waarop we lopen - kapot.
De herfst heeft het nu van de zomer overgenomen en zo gaat dat, eb en vloed en getijden die - ondanks de nodige weerstand - veranderen. Ik heb vaak geen antwoorden op de vragen die ik stel, slinger ze in het rond, hopend dat het universum, de sterren er iets mee weet aan te vangen. Ik schreef je dat ik op reis vertrok met de intentie om lichter te worden. Dat schijnt te lukken wanneer je in zout water drijft. En Paul, weet je, ik werd lichter. Mijn notie van tijd en ruimte veranderde. Ik ontmoette mensen die met veel minder leven, minder verdienen, daardoor minder consumeren en daardoor de tijd hebben om daar met mij over te spreken. In één van de hostels heb ik samenkomsten gevoeld die ik al lang niet meer gevoeld had. Samen dansen, samen koken, samen zwemmen. Een veilig nest voorbij de stolp. Nu drie maand later probeer ik gewillig in limbo te blijven ook al heeft het kalkige water mijn gebronzeerde huid er allang afgespoeld, heb ik intussen mijn schaamhaar, beenhaar én okselhaar weer netjes geschoren en draag ik na lang protesteren weer jeansbroeken. Ondergedompeld in een oceaan van conformisme wachtende op mijn volgende ontsnappingspoging en een teken van leven langs jouw kant. Waar wachten we op, zetten we samen de stolp op een kier?
English excerpt:
But if what society offers us, if things are the way they are, if it doesn’t suffice for the majority of human beings, for the animal kingdom, for the nature to survive, then why, why why does it sometimes feels like so little changes?
We are all part of it, it seems almost impossible to go off grid and I guess I don’t know what to do either so I write to you and express my voice in this way. This is my way of trying to punch a hole in the lit that suffocates. I am worried we are removing ourselves from our inner essence, we are removing ourselves from the chance to love and be loved as everything is consumable. The current capitalist system, driven by fear and control, just doesn't work for the majority of people anymore, does it? It seems as if we can create anything, more concrete buildings far beyond sky’s limits, but dear Paul, in the meantime we destroy ourselves. We detach ourselves from the beauty and pureness this world has to offer, from the beauty we can give to each other.